Periode 3:
-
Leesplankje
-
Art in Fashion: Style design
-
Kunst ligt op straat
-
Thuisopdracht: Stijlkamer
Tekenen op het Emmaus
Fantasiedier
Je bedenkt je eigen fantasiedier en bouwt deze op uit verschillende dieren. Je mag hiervoor ook onderdelen gebruiken van uitgestorven dieren (bijv. dinosaurussen) of fabeldieren (bijv Phoenix). Je fantasiedier moet er realistisch uit zien, dus het mag geen cartoon worden.
Opdracht informatie.
Beeldaspect(en): structuur, vorm, plasticiteit.
Invalshoek: fantasie.
Maximaal aantal lesuren: 2, 5
Weging: 3
Nodig:
-
Grijs potlood, gum en puntenslijper
-
Fineliner
-
Groot (A3) papier, klein tekenvel.
Zo ga je het doen.
Les 1 dieren tekenen:
We beginnen met het oefenen van dieren tekenen. Hier vind je verschillende tutorials. Pak hiervoor een groot vel en vouw het vel in vieren.
Kies 5 verschillende tutorials uit en teken mee. Zorg er voor dat je dieren kiest uit verschillende diersoorten (zoogdier, vogel, vis, reptiel enz.). In elk vak teken je het dier uit de tutorial. Het laatste dier teken je op de achterkant in een van de vakken.
Onderdelen van deze dieren gebruik je later weer voor je tekening van je fantasiedier.
Voor deze tutorials heb je 2 lessen de tijd.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je, voorzien van je naam, in de la van je klas.
Les 2 dieren tekenen:
Je werkt verder aan de tekeningen mbv de tutorials. Dit is daarvoor de laatste les.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van je klas.
Les 1 fantasiedier:
Je stelt een dier samen uit verschillende andere dieren. Van de dieren die je met de tutorials hebt getekend kies je onderdelen uit: bijv. het hoofd van de olifant, de vleugels van de vlinder enz.
-
Je hebt dan onderdelen van verschillende diersoorten die je combineert tot 1 dier.
-
Begin met het opzetten van de vorm van je fantasiedier met je grijze potlood. Schets dun het lijf, de kop, poten, staart en evt. vleugels/vinnen en "plak" ze op een logische manier aan elkaar.
-
De onderdelen moeten dus goed op elkaar aansluiten.
-
Let op dat de vormen van de onderdelen er realistisch uit zien. Je moet dus goed kijken naar de voorbeelden die je al eerder getekend hebt.
Wil je toch een ander dier dan je al eerder hebt getekend, dan kan je hier kijken voor inspiratie.
Als je ook een vis in een van de onderdelen terug wil laten komen, kies dan een vis uit met een duidelijke structuur of patroon. Gladde vissen zoals een haai of een dolfijn mogen niet.
-
Zorg er ook voor dat er tenminste een vacht/huid met een patroon te zien is.
-
Kies verschillende onderdelen van minimaal 3 en maximaal 6 verschillende dieren. Laat de dieren en hun vacht netjes in elkaar overlopen.
Waar de schaduw moet zitten teken je de vacht dichter op elkaar.
2. Als je je opzet hebt gemaakt, ga je de vacht/huid op de verschillende onderdelen zetten. Dit doe je met fineliner. Als je niet helemaal zeker bent of dat meteen goed lukt, probeer je eerst een stukje uit op de achterkant van je vel, of op een kladblaadje.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van je klas.
Les 2 fantasiedier:
Werk verder aan je tekening van je fantasiedier. Kijk goed naar de doelen/ beoordelingscriteria om te zien waar je tekening aan moet voldoen.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van je klas.
Les 3 fantasiedier:
Werk verder aan je tekening van je fantasiedier. Kijk goed naar de doelen/ beoordelingscriteria om te zien waar je tekening aan moet voldoen.
Als je al eerder klaar bent, teken je ook de omgeving van het dier. Waar woont hij? In een nest? In een grot? Op een tak? In een hok in de dierentuin of bij iemand thuis? Ook dit doe je met fineliner. Je mag wel eerst opzetten met grijs potlood.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van je klas.
Les 4 fantasiedier:
Werk verder aan je tekening van je fantasiedier. Kijk goed naar
de doelen/ beoordelingscriteria om te zien waar je tekening aan
moet voldoen.
Als je al eerder klaar bent, teken je ook de omgeving van het
dier. Waar woont hij? In een nest? In een grot? Op een tak?
In een hok in de dierentuin of bij iemand thuis? Ook dit doe
je met fineliner. Je mag wel eerst opzetten met grijs potlood.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie
zet bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van
je klas.
Les 5 fantasiedier:
Dit is de laatste les om aan deze tekening te werken.
Aan het eind van de les maak je een foto die je op Showbie zet
bij "tekeningen periode 2". Je tekening leg je in de la van je klas.
Doelen/beoordelingscriteria:
-
Je dier bestaat uit, minimaal 3 en maximaal 6, verschillende onderdelen van verschillende diersoorten (zoogdier, vis, insect, amfibie, reptiel, vogel).
-
Het dier (de onderdelen) zijn op een realistische manier getekend, dus niet als cartoon.
-
De onderdelen van de verschillende dieren sluiten op een goede manier aan, zodat je echt het idee hebt dat het één (nieuw) dier is.
-
Er is tenminste een vacht/huid met een patroon te zien.
-
De vacht en huid van de verschillende dieren lopen netjes in elkaar over.
-
Het dier is ruimtelijk gemaakt door schaduw aan te brengen dmv stippen, arceren of de vacht dichter op elkaar (donkerder) te tekenen.

